De machine van Tierlala: een functioneel beheer-sprookje (deel 1)

In Tierlala, de hoofdstad van het Warzoos, stond het paleis van de koning. Het was een schitterend gebouw. De muren waren van marmer, de gordijnen van fluweel en de daken van goud. Er waren vele spitse torens. Die waren zo hoog, dat je er prachtig uitzicht had over het hele land. Nou ja, bijna het hele land. Want in het westen van de stad werd het zicht geblokkeerd door een gigantische machine. De machine zelf, een grijs, vierkant gebouw, was niet zo hoog, maar uit het dak stak een massa pijpen. Die waren gemaakt van allerlei glimmende metalen; dik, dun, recht, gekromd; van alles door elkaar. De pijpen waren hoger dan de torens van het paleis en ontnamen het uitzicht.
Niet elke koning zou blij zijn met een gebouw dat hoger was dan zijn paleis. Maar deze koning, Nidos was zijn naam, deed er niets aan. Net als zijn voorgangers voor hem. Deze machine, de Dideleomachine, was namelijk heel belangrijk voor het welzijn van zijn koninkrijk.
Op een mooie dag in de lente trokken de herauten van de koning door de stad. Gekleed in vol ornaat liepen ze door de straten. Een stoet mensen volgde hen, benieuwd naar wat de herauten te melden hadden. Op het marktplein bliezen ze hun trompetten. De hoofdheraut stapte naar voren, haalde een perkament met allerlei stempels te voorschijn en begon te spreken:
“Het Ministerie van Welzijn zoekt aspirant-knechten voor het onderhoud van de Dideleomachine! Ben je jong, wil je techniek leren en belangrijk werk doen, meld je dan bij de poort van de fabriek!”
Een van de toehoorders heette Frank. Hij was net klaar met school en zocht werk dat paste bij zijn opleiding. Hij vond de Dideleomachine een boeiend ding, geheimzinnig en mysterieus. Hij had allerlei mensen gevraagd wat de machine deed. Hij had geen duidelijk antwoord gekregen. Iedereen wist dat de machine belangrijk was, maar niemand kon vertellen waarom.
Andere baantjes die hij op het oog had (marktkoopman of leerling-smid) waren veel minder uitdagend. Frank had dus wel interesse. Dus meldde hij zich die middag aan de poort van de Dideleomachine. Hij kreeg een gesprek met de machinemeester, een wat oudere man met een grote, witte krulsnor, gekleed in een soort legeruniform met rijen medailles. Het gesprek ging goed, hij werd aangenomen en de volgende dag mocht hij beginnen.
De volgende dag was stond hij ruim voordat de poorten open gingen aanwezig. Hij werd naar de hoofdknecht gestuurd, die, zoals alle knechten, gekleed ging in een groene overall. Frank kreeg er ook één. De hoofdknecht leidde Frank rond. Dat was een hele tocht. Op en af ging het, liften, wenteltrappen, luiken, ladders, stalen deuren en kruip-door sluip-door passages. Frank was onder de indruk van alle zuigers, radertjes, tandwielen, assen en leidingen. Maar hij was ook onder de indruk van de hoofdknecht. Die bleef af en toe staan om te luisteren. Soms draaide hij een moertje aan of smeerde hij wat knarsende tandwielen met zijn oliebus. Voor Frank had geen idee waarom, maar het was wel duidelijk dat de hoofdknecht wist wat hij deed.
Toen ze een tijdje onderweg waren, begon de hoofdknecht een uitgebreid verhaal te vertellen over de Dideleomachine. Frank moest zich goed concentreren om het te volgen. Hij hoorde veel nieuwe termen en tegelijkertijd bleven ze lopen; soms passeerden ze plaatsen waar je niet moest struikelen.

“En zo zie je maar, Frank, de Tierlanti draait zeventien en een halve keer voordat de stakel een volledige omwenteling heeft bereikt. En daarvoor moeten alle onderdelen soepel werken.”
“Dank u wel!” zei Frank, die moeite had het verhaal bij te benen. “Heel interessant maar… ik ben bang dat ik het toch nog niet helemaal snap…”
“Vraag maar”, zei de hoofdknecht goedmoedig. “Daar ben ik voor.”
“Waarvoor dient de Dideleomachine eigenlijk…?”
“Dat zal ik je vertellen. Alleen bij een volledige omwenteling van de stakel kan de lading alfalantijnen uitgestoten worden. En pas na de uitstoot kan de cyclus weer opnieuw beginnen.” De hoofdknecht glimlachte. “Simpel toch?”
“N-natuurlijk meneer”, stotterde Frank, die niet dom wilde lijken.
 
Na de rondleiding ging Frank aan de slag. Hij leerde van collega’s hoe ze de Dideleomachine aan de praat hielden. Al snel liep hij ook rond met een oliebus en een moersleutel. Hij bleef vragen waar de machine voor diende, maar kreeg geen eenduidig antwoord. Sommigen verwezen hem naar iemand anders. Anderen vertelden hem meer over hoe de machine werkte. En weer anderen vroegen zich af waar hij zich druk om maakte; de knechten moesten er immers alleen voor zorgen dat de machine bleef draaien? Op een dag bedacht hij dat de machinemeester het waarschijnlijk wel wist. Hij probeerde een afspraak te maken, maar de machinemeester telkens te druk.
Op een dag, twee maanden later, zat hij tijdens zijn middagpauze bij de poort. Nog steeds wist hij niet waar de Dideleomachine voor diende en dat was een beetje een teleurstelling. Hij was daarover aan het peinzen toen er een boer langs kwam. Hij zat op de bok van zijn houten kar, die getrokken werd door twee ossen. De laadbak was gevuld met zakken meel.
“Mogge!” zei de boer.
“Goedemorgen” zei Frank.
“Wat zit je bedenkelijk te kijken? Je kijkt alsof je iets vies hebt gegeten!”
“Nee”, zei Frank, “dat is het niet. Ik werk hier, maar binnen kunnen ze me niet vertellen waarvoor de Dideleomachine dient.”
De boer stopte de ossen. De kar kwam krakend tot stilstand.
“Oh”, lachte de boer. “Dat weet ik wel, hoor!”
Frank was opeens één en al oor.
“Ik heb het een tijdje in de gaten gehouden en toen heb ik het uitgevonden. Af en toe komt er een stroom grijze rook uit een van die schoorstenen. De volgende dag regent het dan. En als er een blauwe pluim uit komt, dan schijnt de volgende dag de zon.”
“Echt waar?” Frank dacht even na en toen klaarde zijn gezicht op. “Dus het is een weermachine!”
“Ja, dat zou je kunnen zeggen”, zei de boer. Opeens keek hij Frank bedachtzaam aan.
“Zeg… jij werkt dus bij de Dideleomachine?”
Frank knikte.
“Zou jij iets voor mij willen uitzoeken?” vroeg de boer.
Frank was de boer dankbaar want eindelijk had hij een antwoord op zijn vraag. Hij wilde dus best iets terug doen.
“Ja hoor!”
“Ik ben voorzitter van de boerenbond. Het weer is voor ons een probleem. Op dit moment regent het eens in de drie dagen. Maar het zou beter zijn als het in de lente vaker regent, zodat de gewassen beter en sneller groeien. In de oogsttijd moet het eigenlijk helemaal niet regenen, want dat is alleen maar lastig… zou jij willen vragen of dat veranderd kan worden?”
Frank dacht na. Hoe zou je zoiets regelen? Waarschijnlijk met de hoofdknecht.
“Misschien wel… ik zal eens kijken.”
“Graag!” zei de boer. “Ik kom hier elke woensdag langs, dus ik hoor het wel als je meer weet.”
De boer pakte de zwiepte met de teugels en de ossen begonnen weer te lopen.
“Wacht even!” riep Frank, die opstond en met de wagen mee begon te lopen. “Van wanneer tot wanneer moet het dan meer regenen? En wanneer minder?”.
De boer keek Frank aan. “Dat is een goede vraag. Oogsttijd is gemakkelijk, dat is de maand september. Maar wanneer het moet regenen in de lente, dat verschilt van gewas tot gewas.” De boer dacht even na. “Weet je wat – doe de maanden maart, april en mei. Daar hebben alle boeren wat aan, of ze nu maïs, groente of graan verbouwen”.
“Ok!” zei Frank.
“Moet je nog meer weten?” vroeg de boer.
“Ik denk het niet”, zei Frank, terwijl hij stopte. “Tot volgende week woensdag!”
Frank ging naar de hoofdknecht. Die hoorde zijn verzoek aan, vond het wel logisch klinken maar kon daar zelf niet over beslissen. Daarom schreef Frank een veranderingsperkament en maakte de hoofdknecht een afspraak met de machinemeester.
De avond voor de afspraak kon Frank maar moeilijk de slaap vatten. Hij was een beetje zenuwachtig. Hoe zou de machinemeester reageren? Zou hij het verzoek serieus nemen? Of zou hij boos worden? Hem uitlachen? Hoe het ook zij, Frank was in elk geval blij dat hij eigenlijk wist wat de functie van de Dideleomachine was…
Een paar dagen later mocht Frank samen met de hoofdknecht langskomen bij de machinemeester. Eenmaal in zijn kantoor, dat direct boven de poort gelegen was en uitkeek over de stad, vertelde Frank over het verzoek van de boer. Toen hij was uitgesproken werd de machinemeester niet boos en hij lachte Frank ook niet uit. Hij ging achterover zitten in zijn leunstoel met een dikke frons in zijn voorhoofd.
Na een tijdje vroeg hij de hoofdknecht of er bezwaren waren. De hoofdknecht schudde het hoofd. Uiteindelijk pakte de machinemeester zijn ganzenveer, doopte hem in inkt en tekende het veranderingsperkament. Daarna vertrokken Frank en de machinemeester. Frank was uitgelaten. De machine werd bijgesteld en tegen de avond begon het te regenen.
Lees volgende week in deel 2 hoe het afloopt!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Blue Pinnacle Training and Consultancy

Free e-guidebooks about rock climbing on Curacao